De zorg voor de patiënt stopt niet op het moment van overlijden. Naast de nazorg voor nabestaanden zijn er ook een aantal formele handelingen (schouwen, al of niet overlijdensverklaring afgeven, doodsoorzaakformulier invullen en bijv. orgaandonatie) die moeten worden verricht en waarbij beslismomenten zitten over wat de behandelend arts al of niet moet doen. In veel gevallen roept dit weinig vragen op maar in een aanzienlijk aantal gevallen is dit minder vanzelfsprekend.
- Mag ik een onbekende patiënt schouwen?
- Wanneer spreek je van ‘ niet natuurlijk dood’?
- Mag ik een overlijdensverklaring afgeven als ik de precieze doodsoorzaak niet weet?
- Wat als iemand overlijdt op straat, in detentie, een minderjarige, na palliatieve sedatie en nog andere...
In deze module zal aan de hand van casuïstiek worden ingegaan op de situaties ná het overlijden en worden handvatten aangereikt om tot onderbouwde afwegingen en handelen te komen.
Na afloop van deze nascholing weten/kennen/kunnen de artsen en verpleegkundigen:
- de epidemiologie van sterftegevallen in Nederland over de afgelopen periode.
- wie mag schouwen en overlijdenspapieren afgeven/wanneer mag je beschouwen als behandelend arts.
- een onderbouwde afweging maken of het om een natuurlijk overlijden gaat of dat hier twijfels over bestaan (aard van het overlijden).
- de verschillen tussen directe en onderliggende doodsoorzaken.
- hoe te handelen bij overlijden op straat en instellingen (verpleeghuizen/AVG instellingen/PI).
- wat te doen bij onbekende overlijdensdatum.
- consequenties van ‘niet natuurlijk overlijden’.
- hoe te handelen bij overlijden in speciale situaties: minderjarigen, euthanasie, palliatieve sedatie, late zwangerschapsafbreking, levensbeëindiging zonder verzoek.
- de mogelijkheden een obductie aan te vragen.
- de belangrijkste postmortale verschijnselen.
- wat te doen bij verdachte bevindingen.