![]() |
Omschrijving
In een normpraktijk ziet u gemiddeld een paar keer per week een patiënt met een bacteriële huidinfectie. Verreweg de meeste patiënten kunt u zelf behandelen. Er zijn gevallen van een bacteriële huidinfectie die u niet of niet gauw zelf behandelt of alleen als u daar een bijzondere belangstelling en bijpassende expertise voor hebt. Die gevallen worden in deze nascholing kort aangestipt, maar niet in extenso besproken.
De behandeling lijkt gemakkelijk, maar toch verschillen huisartsen in hun keuze voor een antibioticum en de duur van behandeling. Wordt er wel een smalspectrumpreparaat gegeven als dat kan of – te vaak – een breedspectrumpreparaat? En wat verdient de voorkeur? Wordt er rekening gehouden met bètalactamasevormende bacteriën in verband met de keuze van het antibioticum? Wordt er voldoende rekening gehouden met toenemende resistentie van bacteriën? En hoe zit het met MRSA?
Impetigo komt regelmatig voor. Welk antimicrobieel middel wordt op dit moment geadviseerd voor lokale therapie? Is mupirocine nog steeds een reservemiddel? Heeft het zin de korsten in te smeren of moeten die eerst verwijderd worden? En wanneer moet bij deze indicatie oraal worden behandeld en waarmee? De indruk is dat te vaak oraal behandeld wordt.
Opzet van de nascholing
In onderdeel A1 en A2 worden tien bacteriële huidinfecties besproken. Over deze huidinfecties krijgt u in onderdeel A3 vragen in de vorm van tien casussen met foto’s. In de onderdelen van BLOK B worden de casussen, eveneens aan de hand van vragen, nader besproken.
Doelstellingen van dit nascholingsprogramma
Na afloop van deze nascholing: