Autorijden is voor veel mensen belangrijk. Het symboliseert volwassenheid, geeft vrijheid en onafhankelijkheid. Wanneer door ziekte de rijvaardigheid ter discussie komt te staan is dit een uiterst pijnlijke aangelegenheid. Mensen schatten hun eigen rijvaardigheid ondanks cognitieve of lichamelijke achteruitgang vaak nog hoog in, en precies door die toenemende beperkingen zijn ze meer afhankelijk van de auto. Het niet meer mogen rijden, de lege parkeerplek voor de deur en het aangewezen zijn op ander vervoer (meerijden met de kinderen, de buurttaxi, de bus, de scootmobiel) worden ervaren als gezichtsverlies. Als arts is u door de wetgever een belangrijke plaats toebedeeld in het herkennen van afnemende rijvaardigheid, het bespreekbaar maken daarvan, en het mensen en hun zorgsysteem motiveren ofwel de rijvaardigheid te laten onderzoeken door het CBR ofwel de auto te laten staan. Het vraagt kennis, gevoeligheid, tact en overtuigingskracht om aan deze u toebedeelde rol goed invulling te geven.
Deze cursus gaat in op rijvaardigheid en rijbevoegdheid bij cognitieve stoornissen. Aan bod komen de volgende vraagstukken: wanneer is het noodzakelijk het thema rijvaardigheid aan te snijden? Hoe kunt u dat doen? Binnen welke juridische en verzekeringstechnische kaders vindt dit gesprek plaats? Hoe verloopt de verdere procedure rondom keuring en rijvaardigheidsonderzoek bij het CBR? En welke alternatieve vervoersmogelijkheden bestaan er voor het zelf auto rijden?
Aan het eind van de cursus zult u met kennis en vertrouwen het pijnlijke thema van mobiliteit weten te agenderen. Voorwaarts!
Na het volgen van deze cursus:
Inhoud
Deze cursus bestaat uit een module en een eindtoets.