De laatste jaren wordt een sterke toename gezien van soa-gerelateerde consulten, zowel bij de huisarts als op de soa-poliklinieken van de GGD. De huisarts neemt 70% van de soa-gerelateerde consulten voor zijn of haar rekening. In 2008 vonden in Nederland meer dan 300.000 soa-gerelateerde consulten plaats.
In deze presentatie wordt op interactieve wijze een aantal consulten met u doorgenomen: consulten van patiënten met vragen over soa en hiv, waaronder testverzoeken bij asymptomaten; consulten van patiënten met klachten en verschijnselen die (kunnen) wijzen op soa en hiv; en consulten waarbij de patiënt niet komt met soa-gerelateerde vraag of klacht , maar waarbij van de huisarts een proactieve opstelling wordt verwacht.
Een juiste seksuele risico-anamnese is noodzakelijk voor de huisarts om te weten op welke soa, op welke locatie (urogenitaal, anaal, oraal) en wanneer (incubatietijd) de patiënt getest moet worden. Schaamte, stigma en eigen normen en waarden belemmeren vaak een open en professionele communicatie.
Veel soa verlopen asymptomatisch en vereisen een proactiever testbeleid dat in de huisartspraktijk gediffentieerd wordt uitgevoerd. Zo komen chlamydia-infecties met name onder jongeren veel voor, terwijl de laatste jaren onder de nieuw gediagnosticeerde personen met hiv een duidelijke toename wordt gezien van het aantal 50-plussers. Omdat hiv bij deze 'ouderen' niet in de differentiaal diagnose staat komt een aanzienlijk aantal patiënten uit hiv-endemische gebieden, te laat in zorg. Dit verkort hun levensprognose met een aanzienlijk aantal jaren, ondanks de sterk verbeterde behandelmogelijkheden met HAART.
Naast leeftijdspecifieke aspecten spelen ook gender, ethniciteit en sociaal-economische status een belangrijke rol in het bepalen van seksuele netwerken met verhoogd risico op soa en hiv. Zo worden SOA drie keer vaker in achterstandswijken en onder Surinaams-Antilliaanse personen gezien.
Vroegtijdige opsporing en behandeling van infecties voorkomt complicaties, en vermindert de duur van de infectieuze periode waardoor de kans op transmissie naar anderen wordt verminderd of voorkomen. In Nederland is 40% van de hiv-geïnfecteerde personen niet op de hoogte van hun positieve hiv-status omdat ze nooit getest zijn. Naar schatting 70-90% van de hiv-infecties die jaarlijks nog steeds ontstaan vindt plaats via deze groep, en niet vanuit de groep bekende hiv-positieve personen.