Antistolling bij de behandeling van atriumfibrilleren en VTE anno 2019
Programma
- 17.15 uur
- Ontvangst en registratie.
- 17.30 uur
- Welkom, bespreking van de doelstellingen en het programma, maken van de ingangstoets.
- 17.45 uur
- Diapresentatie over ‘Antistolling bij de behandeling van atriumfibrilleren en VTE anno 2019’
- 18.30 uur
- Bespreking van de gegevens uit de presentatie en het tot dan toe feitelijke gebruik van antistolling, acetylsalicylzuur en ventrikelfrequentieverlagende farmacotherapie.
- 18.50 uur
- Afspraken maken met betrekking tot
- de inzet van antistollingstherapie en de gewenste INR-waarde.
- de keuze van de ventrikelfrequentieverlagende farmacotherapie.
- de jaarlijkse evaluatie van antitrombotische farmacotherapie.
- het volgen van de therapietrouw van de voorgeschreven medicatie.
- 19.10 uur
- Maken van de uitgangstoets en bespreken van de uitgangstoets.
- 19.25 uur
- Invullen van het leerpuntenformulier en bespreken daarvan.
- 19.35 uur
- 19.40 uur
Na afloop van deze cursus weet u dat:
- patiënten met atriumfibrilleren < 65 jaar voor evaluatie verwezen moeten worden naar een cardioloog.
- de huisarts patiënten ≥ 65 jaar met atriumfibrilleren (> 48 uur) zelf kan behandelen met een antitrombotisch middel.
- cumarinederivaten en DOAC’s gelijkwaardig zijn en door de huisarts mogen worden voorgeschreven.
- DOAC’s een lager risico hebben op intracraniële bloedingen als bijwerking, vergeleken met cumarines.
- u met DOAC’s terughoudend moet zijn bij kwetsbare ouderen en moet doseren op geleide van de nierfunctie.
- jaarlijks gecontroleerd moet worden op nierfunctie, verschijnselen van hartfalen en de CHA2DS2-VASc-score.
- vooralsnog alleen voor dabigatran een antidotum beschikbaar is.
- er een indicatie bestaat voor frequentieverlagende medicatie bij een ventrikelfrequentie in rust van ≥ 110 per minuut of bij patiënten met klachten bij inspanning.
- de keus metoprolol is met verlengde werking.
- bij een deel van de patiënten met behulp van de beslisregel samen met een D-dimeerbepaling zowel ‘Diepe veneuze trombose’ (DVT) als ‘longembolie’ hoogst waarschijnlijk uitgesloten kan worden.
- de behandeling van DVT bestaat uit heparine plus cumarine of een DOAC, soms plus heparine.
- men ook voor deze indicatie terughoudend moet zijn met DOAC’s bij kwetsbare ouderen en moet letten op nierfunctie.
- de huisarts DVT in veel gevallen zelf kan behandelen.