1. Acute psychose.
- acute psychose in een zo vroeg mogelijk fase herkennen.
- welke predisponerende factoren er zijn van acute psychose en welke er worden onderscheiden.
- wat de DD is van psychose(delier, manie)
- omgaan met een psychotische patiënt ( omgang met patiënt, wanneer inschakelen politie, RM IBS)
2. Chronische psychiatrische patiënt
- welke chronische psychiatrische stoornissen er zijn, deze te herkennen en globaal wat d behandeling is.
- onderbouwd de keuze maken om de stabiele chronische psychiatrische patiënt binnen de eigen praktijk te behandelen cq. te begeleiden of te verwijzen naar de gbggz..
- waarom de levensverwachting van een chronische psychiatrische patiënt beter kan en wat ervoor nodig is om de somatische zorg te verbeteren.
- hoe te communiceren met een psychotische patiënt, zijn familie en met de crisisdienst.
3. Suïcide.
- hoe te handelen bij een crisissituatie (rol politie, crisis dienst, rm, ibs)
- hoe suïcidale gedachtes bespreekbaar te maken
- suïcidaal gedrag te herkennen, te beoordelen en te handelen
- of en zoja hoe suïcide te voorkomen is
- welke nazorg geïndiceerd is na een suïcide (w.b.familie en betrokken hulpverleners)
Taakgebieden of competenties
Vakinhoudelijk handelen: kennis van genoemde psychiatrische beelden
Communicatie arts –patiënt: hoe ga je om met een psychotische patiënt en met suïcidaal gedrag.
Samenwerking: Welke afspraken zijn er regionaal met GGZ, mobiele behandelteams, crisisdienst. Hoe is de samenwerking tussen ha<>poh-ggz?
Maatschappelijk handelen: kennis van enkele procedures: RM, IBS