Na afloop:

1. kennen de cursisten de opbouw van de opleiding PA.
2. weten de cursisten hoe het samenspel tussen coach, leermeester en opleidingsinstituut is georganiseerd.
3. weten de cursisten wat er in een startdocument gerealiseerd moet worden, wanneer het startdocument opgesteld moet worden en hoe met het startdocument om te gaan.
4. kennen de cursisten de 7 rollen van de Physician Assistant die in de opleiding aan de orde dienen te komen.
5. kennen de cursisten het opleidingsprofiel van de PA.
6. kennen de cursisten de belangrijkste kenmerken van een goede opleider.
7. kennen de cursisten de grondslagen voor het leren van volwassenen.
8. kunnen de cursisten een onderwijssituatie analyseren met de grondslagen als leidraad.
9. kennen de cursisten het belang van de onderscheiden grondslagen.
10. kennen de cursisten het begrip ‘werkplekleren’.
11. kennen de cursisten enkele technieken om het onderwijs efficiënter en effectiever te maken.
12. kunnen de cursisten enkele technieken toepassen.
13. kunnen de cursisten feedback geven.
14. kunnen de cursisten feedback ontvangen.
15. kennen de cursisten de eigenschappen van leerdoelen.
16. kennen de cursisten de voordelen van welomschreven leerdoelen.
17. kunnen de cursisten leerdoelen voor een PA formuleren.
18. kennen de cursisten de 6 niveau’s in het kennisdomein.
19. kunnen de cursisten het kennisniveau van de PA vaststellen m.b.v. vragen.
20. kennen de cursisten de valkuilen t.a.v. het kennisniveau bij de PA.
21. kennen de cursisten de systematiek van een KPB.
22. kennen de cursisten het adagium “Beperken – beperken – beperken” dat geldt voor een KPB.
23. kunnen de cursisten een 1-op-1 feedbackgesprek voeren.
24. kennen de cursisten de belangrijkste boodschappen van dag 1.
25. hebben de cursisten aangegeven wat zij hebben bereikt t.a.v. hun persoonlijke leerdoelen.
26. kennen de cursisten de vijf niveaus in de ontwikkeling en uitvoering van een vaardigheid.
27. kennen de cursisten zes niveaus in de ontwikkeling van de competentie voor het uitvoeren van een vaardigheid.
28. kennen de cursisten de termen onbewust onbekwaam – bewust onbekwaam – bewust bekwaam – onbewust bekwaam.
29. kennen de cursisten de methodiek van de vier-stappen-methode.
30. kunnen de cursisten de vier-stappen-methode toepassen.
31. kunnen de cursisten elkaar feedback geven op elkaars doceergedrag als vaardigheidsdocent.
32. kennen de cursisten variaties op de vier-stappen-methode om gespreksvaardigheden te doceren.
33. kennen de cursisten variaties op de vier-stappen-methode om vermeende aanwezige vaardigheden bij de PA-er te toetsen.
34. kennen de cursisten het verschil tussen toetsen en beoordelen.
35. kennen de cursisten de begrippen formatief en summatief.
36. kan de cursist enkele voorwaarden voor correcte toetsing benoemen.
37. kan de cursist enkele toetsmethoden noemen.
38. kunnen de deelnemers in de 1-op-1 situatie een KPB gesprek voeren. Kunnen de deelnemers elkaar feedback geven op het doceergedrag tijdens een KPB gesprek.
39. kunnen de deelnemers feedback ontvangen op het doceergedrag tijdens een KPB gesprek.
40. kennen de cursisten enkele technieken om het onderwijs efficiënter en effectiever te maken.
41. kunnen de cursisten enkele technieken toepassen.
42. kunnen de cursisten feedback geven.
43. kunnen de cursisten feedback ontvangen.