Trombose en tromboseprofylaxe spelen een rol bij veel ziektebeelden in de huisartsenpraktijk. Bij de patiënt met een pijnlijk en oedemateus been of de onbegrepen kortademige patiënt zal trombose in de differentiaal diagnose staan. Bij een patiënt met atriumfibrilleren zal de juiste indicatie voor antitrombotische behandeling moeten worden gesteld. Zowel voor de behandeling en de profylaxe van DVT als de preventie van herseninfarcten bij atrium fibrilleren zijn de nieuwe orale anticoagulantia geïntroduceerd. De huisarts dient op de hoogte te zijn van de indicaties, contra-indicaties en werkingsmechanismen omdat specialisten deze medicijnen in toenemende mate zullen voorschrijven.

Na het volgen van deze module heeft de huisarts kennis opgedaan betreffende:

• de verschillen tussen arteriële en veneuze trombo-embolieën.
• de impact van respectievelijk arteriële hart en vaatziekten en veneuze trombo-embolieën.
• de primaire en secundaire hemostase en indicaties voor en werkingsmechanismen van de verschillende anticoagulantia.
• de wijze waarop de NOAC in Nederland worden geïntroduceerd.
• de indicaties, contra-indicaties en werkingsmechanismen van de NOAC.